Met deze zeven tips maak je scherpere foto’s
Je hebt een goede camera met verwisselbare objectieven waarmee je mooie platen schiet. De foto’s die je maakt blijken echter niet altijd zo scherp te zijn als je eigenlijk zou willen. Hoe komt het nu dat je foto’s net dat beetje scherpte, dat je graag ziet in foto’s, mist? Hoe maak je nu toch scherpere foto’s?
In dit bericht behandel ik de veel voorkomende oorzaken voor het gebrek aan scherpte in een foto en geef je tips hoe jij scherpere foto’s kunt maken.
Niet te herstellen
Vaak zie je pas thuis dat een foto niet helemaal scherp is als je de foto naar jouw computer kopieert en op een computerscherm bekijkt. Op dit moment dat je dit constateert is er helaas niets meer aan te doen aan dit gebrek aan scherpte. De mogelijkheden voor nabewerking van foto’s op de computer zijn krachtig en veelzijdig, maar het herstellen van scherpte die ontbreekt in de originele foto is helaas niet mogelijk.
Het is dus zaak om bij het maken van de foto ervoor te zorgen dat de foto’s voldoende scherp zijn. Hierdoor voorkom je teleurstellingen tijdens de nabewerking van de foto’s! Het is natuurlijk erg vervelend om er later achter te komen dat je foto’s niet helemaal scherp zijn.
Hieronder volgen een aantal tips voor het maken van ragscherpe foto’s.
1. Nauwkeurig scherpstellen
Voor het maken van scherpere foto’s dient er goed te zijn scherpgesteld op het onderwerp van de foto. Dat is uiteraard logisch. Het is echter niet vanzelfsprekend dat dit ook goed gaat.
De juiste scherpstelmode
Bij je camera kun je kiezen voor de volgende scherpstelmodes:
– Single shot autofocus AF-S;
Bij single shot autofocus stelt de camerabody eenmalig scherp bij het gedeeltelijk indrukken van de ontspanner.
– Continuous autofocus AF-C;
In deze stand stelt de camera continu scherp op het onderwerp zolang je de ontspanknop ingedrukt houd.
– Handmatig scherpstellen MF.
In deze stand pas je zelf de scherpstelafstand aan door aan de schermstelring op het objectief te draaien.
Om scherpere foto’s te maken is het belangrijk dat je een scherpstelmode kiest die past bij het soort foto’s dat je wil maken. Single shot autofocus is bijvoorbeeld met name geschikt voor het nauwkeurig scherpstellen op een stilstaand onderwerp. De camera stelt in deze mode eenmalig scherp bij het half indrukken van de ontspanner. De gekozen scherpstelafstand wordt vervolgens gebruikt tijdens de opname. Als het onderwerp beweegt nadat je de ontspanknop half ingedruk hebt, dan zal de camera de scherpstelafstand niet aanpassen.
Wanneer je de stand AF-S gebruikt in combinatie met een kleine scherptediepte, dan is het belangrijk dat je voorkomt dat kleine bewegingen van de camera of je onderwerp tot gevolg heeft dat het scherptevlak niet meer op de juiste plaats ligt.
De AF-C mode is met name geschikt voor bewegende onderwerpen. Wanneer de afstand tussen de camera en het onderwerp verandert door beweging van het onderwerp, dan zal de autofocus van je camerabody continu het onderwerp blijven volgen zodat dit scherp in beeld blijft.
Op basis van het soort onderwerp dat je wil fotograferen kies je dus een scherpstelmodus.
Voldoende licht
Als de camera moeite heeft met scherpstellen door slechte lichtomstandigheden, of als je wil fotograferen met een hele kleine scherptediepte dan is het kiezen voor een handmatige scherpstelling wellicht de beste keuze. Door handmatig scherp te stellen kan toch een nauwkeurig resultaat worden bereikt.
Wil je echter toch gebruik maken van de autofocus van je camera om de scherpere foto’s te maken, zorg er dan voor dat er voldoende licht is. Door het werpen van voldoende licht op je onderwerp functioneert de scherpstelfunctie van je camerabody sneller, maar ook nauwkeuriger.
2. Kies de juiste sluitertijd
De sluitertijd die gebruikt wordt bij het maken van een foto heeft invloed op de mate waarin bewegingsonscherpte voorkomt in de foto.
Bewegingsonscherpte wordt veroorzaakt door een beweging van het onderwerp tijdens het maken van de foto, of door beweging van de camera als de sluiter van de camera open staan.
Als vuistregel voor het maken van scherpte foto’s wordt vaak een maximale sluitertijd gehanteerd die even groot is als 1/brandpuntsafstand. Bij het volgen van deze regel wordt bewegingsonscherpte door beweging van de camerabody acceptabel te zijn. Bij gebruik van een objectief met een brandpuntsafstand van 50mm betekent dit dus dat de sluitertijd maximaal 1/50 is. In de praktijk dus een sluitertijd van maximaal 1/60 seconden, omdat een tijd van 1/50 niet kan worden gekozen op de camera.
Mijn ervaring is echter dat een sluitertijd volgens deze vuistregel niet voldoende is om een haarscherpe foto te maken. Ik de praktijk gebruik ik dan ook het liefste een sluitertijd van maximaal 1/2*sluitertijd. Bij een brandpuntsafstand dus maximaal 1/100 seconden.
3. Voorkom bewegingsonscherpte
Onscherpte in een foto kan worden veroorzaakt door een beweging van de camerabody of een beweging van het onderwerp tijdens het maken van de foto. Het ontstaan van bewegingsonscherpte, die wordt veroorzaakt door beweging van de body, kun je voorkomen door je camera stil te houden, door gebruik te maken van beeldstabilisatie of door je camera op een statief op te stellen.
Hou je camera goed stil
Om bewegingsonscherpte door bewegingen van de camerabody te voorkomen is het zaak de body zo stil mogelijk te houden. Dit geldt met name bij het fotograferen met wat langere sluitertijden. Bij een langere sluitertijd zijn bewegingen van de camerabody namelijk beter zichtbaar op de uiteindelijke foto.
Gebruik de beeldstabilisatie van je camera of objectief
Beeldstabilisatie in je camerabody of in het gebruikte objectief kan bewegingsonscherpte, die wordt veroorzaakt door beweging van je camera, verminderen. Beeldstabilisatie in moderne camera’s is redelijk effectief. Hierdoor wordt een een winst behaald van ongeveer twee stops in vergelijking met het maken van de foto zonder ingeschakelde beeldstabilisatie. Je kunt dan dus een langere sluitertijd gebruiken, zonder dat dit leidt tot zichtbare bewegingsonscherpte in de foto.
Zet je camera op een statief
De meest effectieve manier om bewegingsonscherpte tegen te gaan is het opstellen van je camera op een statief. Alle bewegingen die worden veroorzaakt door jouw lichaam tijdens het vasthouden van de camera hebben hierdoor geen invloed meer. Voor lange sluitertijden is een statief echt nodig om foto’s met een acceptabele scherpte te krijgen. Ook bij korte sluitertijden heeft het gebruik van een statief echter een positief resultaat dat de scherpte aanzienlijk kan verhogen. Schakel bij het gebruik van een statief wel je beeldstabilisatie uit.
4. Kalibreer de autofocus van je camera
Een spiegelreflex of SLT (Single Lens Translucent) camera maakt gebruik van phase detection autofocus sensoren die niet op de beeldsensor zijn aangebracht, maar die separaat in de camerabody zijn geplaatst. Deze camera’s kunnen hierdoor zeer snel scherpstellen op het onderwerp. Doordat de scherpstelsensoren niet op de beeldsensor is geplaatst is het echter mogelijk dat dit autofocussysteem kleine afwijkingen kent tussen het beeld dat door de autofocussensoren als een optimaal scherp beeld wordt beoordeeld en de werkelijke scherpte van het beeld op de beeldsensor.
Dit kan tot gevolg hebben dat de beelden niet optimaal scherp zijn. Door het kalibreren van de camerabody in combinatie met de gebruikte objectieven kan de camerabody nauwkeuriger scherpstellen, wat scherpere foto’s tot gevolg heeft. Door kalibratie van het autofocussysteem wordt namelijk de afwijking tussen deze scherpstelafstanden gecorrigeerd.
Bij systeemcamera’s zijn de scherpstelsensoren op de beeldsensoren geplaatst en bestaat deze afwijking dus niet. Bij systeemcamera’s bestaat er dan ook geen noodzaak het uitvoeren van een kalibratie.
5. Een goede nabewerking
Hoe goed de kwaliteit van je camera en objectief ook is, voor echt scherpe foto’s is nabewerking van de foto’s altijd nodig. Als je de camera hebt ingesteld dat deze de foto’s opslaat in jpg-formaat, dan zal de camera voordat de bestanden worden opgeslagen een aantal bewerkingen doen op de foto. De camera zal hierbij ook de foto verscherpen. Als je echter fotografeert in RAW, wat zeker aan te raden is, dan is deze verscherping nog niet uitgevoerd door de camerabody. De camera slaat namelijk alleen de ruwe data van de beeldsensor van de camera op in een bestand en voert geen bewerkingen uit op de foto. Je zult de foto’s dus door middel van nabewerking moeten verscherpen. Alle fotobewerkingsprogramma’s bieden de mogelijkheid om de foto’s te verscherpen.
Gebruik de functie verscherpen echter wel met mate. Het toevoegen van te veel scherpte geeft een onnatuurlijk en rafelachtig resultaat en zorgt er tevens voor dat de ruis in de foto beter zichtbaar wordt.
6. Niet alle objectieven zijn gelijk
Er zijn veel verschillende keuzen in objectieven, elk met hun eigenschappen. Ook ten aanzien van scherpte bestaan er belangrijke verschillen tussen de verschillende objectieven. Wil je meer weten over het kiezen van een objectief voor jouw camera? Lees dan mijn blogbericht over het kiezen van een objectief voor je camera.
7. Let op de sweetspot van je objectief
Bij het gebruik van een grote diafragma opening is het beeld in het midden van het objectief redelijk scherp, maar de scherpte aan de randen van de foto is wat minder hoog.
Elk objectief heeft een zogenaamde sweetspot. De sweetspot is de diafragma opening waarbij de scherpte het hoogst is in het centrum en aan de randen van de foto. Een objectief haalt de hoogste scherpte bij een diafragma van één tot twee stops boven een maximale diafragma opening. Een objectief met een maximale diafragma opening van f/1.8 presteert qua scherpte dus meestal optimaal vanaf ongeveer f/2.8 tot f/4.
Hoe kleiner het diafragma dus, hoe scherper de foto? Nee, dat is ook niet helemaal waar. Bij een heel klein diafragma treedt namelijk diffractie op. Het verschijnsel diffractie zorgt er voor dat lichtstralen afbuigen wanneer zij een kleine opening passeren. Dit effect zal de scherpte van de gehele foto, dus zowel het midden als de randen verlagen. Als je op zoek bent naar optimale scherpte, dan kunnen je dus het beste een diafragmaopening in het tussengebied kiezen: de sweetspot.
Wil je weten waar de sweetspot van jouw objectief ligt? Op websites als www.dxomark.com kun je testresultaten van objectieven vinden. In deze testresultaten zijn ook grafieken opgenomen die de scherpte weergeven, uitgezet tegen de gebruikte diafragmagrootte en brandpuntsafstand.

Grafiek met het scherpteverloop van de Sony DT 16-50 F2.8 SSM Bron: www.dxomark.com
In de bovenstaande grafiek zie je het scherpteverloop van mijn Sony DT 16-50 F2.8 SSM objectief. Op basis van deze grafiek blijkt de scherpte dus het hoogst te zijn bij een diafragmawaarde tussen ongeveer F/4 en F8.
Ik ben heel benieuwd of de bovenstaande tips jou hebben geholpen om nog scherpere foto’s te maken. Heb je ervaringen hiermee of wil je reageren? Laat dan gerust een reactie achter onder dit bericht.
Comment
Bedankt voor het delen van deze tips om betere foto’s te maken. Ik denk dat ik de autofocus van mijn camera ook moet kalibreren. Ik merk dat mijn foto’s af en toe wazig zijn en niet focussen op het juiste object. Ook heb ik een statief gekocht die mij moet helpen bij het maken van scherpe gefocuste foto’s.